Feilbaar denken: Kahneman meets the Buddha

Onderzoek van de laatste decennia en wijsheid van de laatste millenia over waarom we best goed voor ons denken zorgen.

In belangrijke wijsheidstradities wordt het denken al langer gewantrouwd. In de Dhammapada, een bloemlezing van uitspraken van de Boeddha staat: “Whatever an enemy might do to an enemy, or a foe to a foe, the ill-directed mind can do to you even worse” […] Quivering, wavering, hard to guard, to hold in check: the mind. The sage makes it straight – like the fletcher, the shaft of an arrow”. Daar waar in het Boeddhisme het denken wordt beschreven als een proces dat we niet beheersen, als een optocht zonder aanvoerder, een vertelling zonder verteller, trachtte Socrates mensen tot wijsheid te brengen door ze aan te spreken op de juistheid van hun meningen, met de bedoeling hen op betere gedachten te brengen, en ultiem om hen te leren een onderzoekende, constructief-wantrouwende houding aan te nemen ten aanzien van hun oordelen.
De wijze kent zichzelf - althans alvast in dit opzicht: hij beseft hoe weinig hij weet en hoe slordig hij geneigd is te oordelen. Waarachtig leven is dus altijd een waarheidszoeken, wat ook het fundament is van de wetenschappelijke houding zoals bijvoorbeeld Karl Popper dat zag – waarmee niet is gezegd dat wetenschapper zich ook zo gedragen.

Het onderzoek van nobelprijswinnaar Daniel Kahneman (2011) illustreert hoe ons intuïtief denken ons voortdurend in het ootje neemt. Dat soort denken gebeurt voortdurend, verloopt snel en vanzelf, en kost ons nauwelijks moeite. Met andere woorden: het is een automatisch proces. Als we veel ervaringskennis hebben, kunnen intuïties kloppen. Wat improviserende jazzmuzikanten of schaakgrootmeesters doen, houdt doorgaans steek omwille van hun enorme ervaring. Inschatten wat er scheelt met een van onze kinderen allicht ook. Gelaatsuitdrukkingen interpreteren loopt even vlot, maar daar slaan we de bal al eens mis. En als deskundigen in complexe, politieke of economische materie, concrete voorspellingen maken, doen ze dat niet beter dan leken, zo blijkt.

Als we geconfronteerd worden met een rekensom zoals 72x13, krijgen we (dankzij onze rekenkundig inzicht) onmiddellijk een intuïtieve schatting van de grootte van dit product. Bijvoorbeeld ergens tussen 800 en 1000. Om het precies te weten, weten we (eveneens intuïtief) dat we het best uitrekenen. En dat kost ons aandacht, energie (verbruik van glucose in onze hersenen) en dus moeite. Dat systematisch denken wordt pas geactiveerd als ons intuïtief denken perplex komt te staan: we weten het niet zomaar vanzelf. En in een zelfgenoegzame bui staan we niet snel perplex. We denken enkel systematisch als we inschatten dat het echt nodig is. Kahneman noemt intuïtief denken “systeem 1”: snel en automatisch. Systematisch denken noemt hij “systeem 2”: traag en vermoeiend.

Een centrale stelling van Kahneman is dat systeem 1 in feite de baas is, en dat systeem 2 denkt dat hij de baas. Hieronder vermeld ik een aantal conclusies in lijn hiermee, die hij op basis van experimenteel onderzoek trekt.

(1) Als systeem 1 spontaan conclusies aandraagt, dan zijn we geneigd om voor de hand liggende argumenten pro aan te dragen (in plaats van die conclusies kritisch in vraag te stellen, wat een activatie van systeem 2 vraagt). Deze vorm van zelfrechtvaardiging, ’s mensheid grootste talent volgens Michael Foley, geldt vooral als onze mening emotioneel geladen is, bijvoorbeeld omdat het verweven is met het zelfbeeld, mensbeeld of wereldbeeld dat we koesteren. (Zulke beelden kunnen gezien worden als associaties van ideeën in een Gestalt-achtige configuratie.)

(2) Als systeem 2 druk bezig en belast is met het oplossen van problemen (bijvoorbeeld 72x13 berekenen), krijgt systeem 1 op andere terrein vrij spel: we reageren impulsiever, zelfzuchtiger en oordelen oppervlakkiger; we geven sneller op, reageren agressiever op provocaties, denken minder logisch. Naast deze cognitieve belasting spelen ook andere vorm van vermoeidheid ons parten. Als we emoties onderdrukken, lijden aan slaapgebrek of honger, dan resulteert dit in verminderde zelfbeheersing, impulsiviteit, en dan vallen we terug op standaardreacties. Zo bleek dat rechters die oordeelden over de vervroegde vrijlating van gedetineerden, terugvielen op hun standaardreactie, zijnde die vrijlating niet toekennen, op momenten dat de glucose in hun bloed laag stond. Geen gerechtigheid zal geschieden zonder energieke waakzaamheid, zo blijkt.

(3) Er is een hele resem onderzoek over priming effecten ofwel hoe de voorafgaande situatie ons denken, oordelen en beslissen beïnvloedt. Een van de bekendste priming effecten is het halo-effect: als we eerst geconfronteerd worden met positieve aspecten van iemand zullen we het belang onderschatten van negatieve kenmerken die we daarna ontdekken. Daarom worden aantrekkelijke mensen als competenter beoordeeld. Onderzoek toont ook aan als mensen geld zien (bijv. op een screensaver of monopoliegeld), ze daarna zelfzuchtigere keuzes maken (bijv. niet helpen oprapen wat iemand anders laat vallen). In de 16de eeuw stelde Michel de Montaigne al voor dat als we de mens willen begrijpen, we best kijken naar de concrete omstandigheden waarin die zich bevindt, en we verder niet al te veel consistentie hoeven te verwachten.

(4) Voor systeem 1 is waarheid een gevoel. En iets voelt aan als waar, als we cognitief gemak ervaren: Klinkt het logisch? Komt het van een betrouwbare bron? Pas het bij mijn overtuigingen? Maar ook: heb ik de boodschap al eens gehoord? Of een deel van de boodschap? (Mensen zijn geneigd een boodschap eerder te geloven als ze voorafgaand blootgesteld werden aan woorden die in die boodschap voorkomen.) Is de boodschap duidelijk en makkelijk leesbaar? (De leesbaarheid van het lettertype, het contrast tussen het lettertype en achtergrond, en de aangenaamheid van de schrijfstijl, blijken impact te hebben op de geloofwaardigheid van een opinie.) Een verhaal is ook geloofwaardiger als het samenhangend klinkt. Dit alles zou de sofisten in het Oude Griekenland niet bijzonder hebben verbaasd.

(5) Een idee voelt als waar aan, als het ons een goed gevoel geeft. De psycholoog Zajonc noemde dit het “mere exposure effect”: herhaalde blootstelling geeft een veilig en vertrouwd gevoel, krijgt een positievere connotatie en bij dat goed gevoel wordt systeem 2 minder geactiveerd: we worden lichtgeloviger, minder kritisch. Dat hebben de propagandamakers van dictatoriale regimes goed begrepen.

(6) Systeem 1 trekt zich niets aan van statistiek. Zo overdrijft het de kans op extreme of zeldzame gebeurtenissen. Ook is het gevoelig voor hoe informatie wordt voorgesteld. 90 percent kans om te overleven klinkt heel anders dan 10 percent kans hebben om te overlijden. Populistische politiek en journalistiek weten er alles van.

Bij elk van bovenstaande bevindingen is er een kans dat je, en allicht systeem 1 in jezelf, zal denken: “Bij andere, minder intelligente mensen misschien, maar niet bij mij”. Systeem 1 fluistert ons graag in dat systeem 2 de baas is. De ultieme manipulatie, want terwijl we dat graag geloven dommelt systeem 2 in, en kan systeem 1 de boel rustig naar zijn hand zetten. Systeem 2 is dus niet de baas, of toch veel minder dan we graag geloven. Dit wil niet zeggen dat er geen individuele verschillen zijn, maar er is geen reden om zelfgenoegzaam aan te nemen dat we zelf aan de vermelde tendensen niet onderhevig zijn. Allicht is het zo dat we ons er enkel van kunnen bevrijden, als we ons net wel bewust zijn van hoezeer we eraan gebonden zijn. Dat hoort bij jezelf kennen.

Gautama Boeddha benadrukte, net zoals tijdsgenoot Socrates, het belang van zelfkennis. Eigentijdse leerlingen van de Boeddha, zoals Eckhart Tolle, Byron Katie en Jan Geurtz, bieden handvaten aan om minder geabsorbeerd te zijn door gedachten, door ons er minder mee te identificeren (“ik ben mijn gedachten niet”), of nog anders geformuleerd: door te ontwennen van onze denkverslaving. Byron Katie biedt vier vragen en een instructie aan waarmee we onze gedachten, waaronder ook oordelen over anderen, kunnen onderzoeken. Stel dat ik denk dat mijn geliefde niet meer van me houdt en stel dat die gedachte me in haar greep heeft, m.a.w.: ik ben erin gaan geloven.

1. Is het waar?

2. Weet je zeker dat het waar is?

3. Hoe reageer je als je gelooft dat het waar is?

4. Wie zou je zijn zonder deze gedachte?

5. Keer de gedachte om, liefst meerdere keren (“Ik hou niet van mezelf”, “ik hou niet meer van mijn geliefde” en “mijn geliefde houdt wel nog van me.”) en zoek daar telkens illustraties van.

Als zo’n oefening lukt, voelen we ons wat meer bevrijd van die gedachte. Wetenschapsfilosoof Karl Popper zou dat falsificatie noemen: je probeert je eigen oordeel te weerleggen. (Latere wetenschapsfilosofen hebben benadrukt dat het er in de wetenschap zo niet aan toe gaat, maar dat zal ons niet meer verbazen na het lezen van de inzichten die Daniel Kahneman samenbrengt. Een wetenschaper is (ook maar) een mens en geen rondlopend systeem 2.)

Contemplatieve reflectie ontlokt door vragen zoals die van Byron Katie hierboven, kan helpen. Maar er is meer, en dat meer noemt meditatie. Door te mediteren merken we hoe gedachten opborrelen, ons bewustzijn in beslag nemen en terug verdwijnen, meestal doordat ze vervangen worden door andere. We ontdekken hoe automatisch dat allemaal gebeurt en dat er geen stuurman aan boord van ons bewustzijn te vinden valt. “Maar er is toch nog altijd onze rationaliteit, ons kritisch en systematisch denken?!”, zou je kunnen opwerpen. Kahneman stelt (hoewel eerder terloops, wat me verbaast, gezien de implicaties ervan) dat ook de activatie van dit systematisch denken (systeem 2) op intuïtieve, automatische manier gebeurt. Een voorbeeld om dit te verduidelijken.

Stel je krijgt een vraagstuk voorgeschoteld. “In een vijver worden lelies gezet. Elke week verdubbeld het wateroppervlak bedekt door de lelies. En op week 48 ligt het wateroppervlak helemaal vol. Op welke week lag de vijver halfvol?” Vele mensen denken spontaan eerst aan het getal 24, en als ze die intuïtie volgen dan zullen ze ook dat antwoord geven. (Hun intuïtief oordeel, systeem 1 dus, baseert zich op de eenvoudige overeenstemming tussen de halfvolle vijver en de helft van 48.) Stel dat je eerste reactie inderdaad intuïtief 24 is en stel dat je geneigd bent om dat te geloven, dan kan je toch tegelijk de indruk krijgen dat er iets niet pluis is. Er werd ons namelijk “een vraagstuk voorgeschoteld” en bij vraagstukken hebben we op school geleerd om alert te zijn voor addertjes onder het gras. En dus activeren we vanuit deze vraagstuk-context ons kritisch denken (systeem 2) en vinden we al gauw het juiste antwoord: 47. De activatie van systeem 2 gebeurt dus vanuit systeem 1: het is een eenvoudige reactie vanuit ons aanvoelen van de context. (“Schoolslimme” leerlingen capteren dit soort contextuele “cues” beter dan andere leerlingen.)

Dit voorbeeld illustreert mooi hoezeer ons “denkend leven” in bijzonder sterke mate afhankelijk is van ons automatisch, intuïtief denken. Cognitie kan dus best voorgesteld worden als situationeel, relationeel en belichaamd: “we denken met ons lichaam, niet met onze hersenen” (Kahneman, 2011, p.59). Het gaat hier om “apprehensie” en minder om comprehensie, zou David Kolb zeggen. Voor mensen die in hun hoofd leven, is dat een contra-intuïtieve gedachte. Voor mensen die vertrouwd zijn met meditatie klinkt dit al wat meer vanzelfsprekend in de oren.

Intuïtieve oordelen kunnen juist of fout zijn, en dat is zoals gezegd afhankelijk van de ervaringskennis die we hebben opgedaan. Maar er is nog een belangrijke bepalende factor in het spel, zoals blijkt uit het voorbeeld van de vijver en de lelies. Deze factor hebben we potentieel in de hand, en dat is onze waakzaamheid om de situatie op het moment zelf in te schatten. Die opmerkzaamheid kan ons op die manier helpen om aan te voelen wanneer systeem 1 tekort schiet en systeem 2 dient te worden geactiveerd. Mensen die hierin goed zijn, wordt gezien als “rationeler”. Kahneman lijkt hier deze kwaliteit liever te benoemen in termen van aandacht en betrokkenheid.

En als toemaatje: Kahneman vermeldt ook onderzoek dat aangeeft dat als we een slecht gevoel hebben, ons ongemakkelijk of verdrietig voelen, we contact verliezen met onze intuïtie, zoals ons associatief vermogen. Daarom is het cultiveren van gelijkmoedigheid zo belangrijk, is het antwoord van het boeddhisme hierop. En ook dat is een vrucht van meditatie.

Mijn hypothese is dan ook: meditatie maakt ons immuner voor de feilbaarheid van ons denken. Food for further inquiry. To be - continued.

Referentie

Kahneman, D. (2011). Ons feilbaar denken. Thinking, fast and slow. Amsterdam: Uitgeverij Business Contact

×
Stay Informed

When you subscribe to the blog, we will send you an e-mail when there are new updates on the site so you wouldn't miss them.

Goed (her)begonnen is half gewonnen
Het kleine boek van de aandacht
We value your privacy

We use cookies only to enhance your browsing experience. By clicking "Accept", you consent to our use of cookies.